MAN EN PAARD NOEMEN

In een nostalgische bui besloot ik maar eens letterlijk te doen wat in de bovengenoemde uitdrukking figuurlijk bedoeld is. Even verderop in dit artikel volgen dan de namen van de mannen en de paarden en u bemerkt daarbij, dat de nostalgie wordt omgevormd tot een stukje pure geschiedenis van ons dorp.Helaas is die omvorming niet voor het volle honderd […]

In een nostalgische bui besloot ik maar eens letterlijk te doen wat in de bovengenoemde uitdrukking figuurlijk bedoeld is. Even verderop in dit artikel volgen dan de namen van de mannen en de paarden en u bemerkt daarbij, dat de nostalgie wordt omgevormd tot een stukje pure geschiedenis van ons dorp.
Helaas is die omvorming niet voor het volle honderd procent waar te nemen, want een stukje nostalgie blijft vanwege het verlies van een stukje cultuur uit vroeger dagen.

Verlies van gewoontes en gebruiken die nooit meer terug komen. Je ziet ze niet meer in ons dorp: wagens en huifkarren, tilbury’s en brikken, voortgetrokken door een paard of een hit, onderweg over de straten en polderwegen, onderweg om boodschappen te bezorgen. Je ziet ook geen “kassiesvent” meer, dat wil zeggen een koopman die langs de deur kwam met een grote koffer of een zeildoeken pak, om hun artikelen aan de man te brengen. Nog niet eens zo lang geleden waren ze er nog wel! Weet u het nog?

Daar was de kruidenierswinkel van Arie en Frans van Seventer (nu de Meermarkt). Zij hadden niet alleen een winkel, maar zij probeerden ook hun inkomsten te vergroten door middel van het uitventen van hun waren. Met huifkar en hit trok Frans de polder in. Dat heeft hij menig jaar gedaan, op winderige en windstille dagen en op dagen dat het geen weer was voor een hond. De hit werd gestald in een ruimte, waarvan de toegangsdeur uitkwam op de Kerkstraat.
Ook. Piet van den Berg, die zijn winkel had in het pand Ring 1, had een gerei waarmee hij de polder introk om de boeren op hun wenken te bedienen. Ook Biert behoorde tot zijn werkterrein. Zijn trouwe vrouw, Betje Brouwer, paste meestentijds op de winkel. Hij had een stalling in een ruimte aan de zijkant van zijn huis, waarvan de deur uitkwam op de Molendijk.

Er was nog een kruidenier, Henk van Meurs. die eind jaren dertig en in de veertiger jaren, met paard en kar de polderklanten bezocht. Boeren en andere verre klanten waren met de komst van al die ambulante leveranciers zeer ingenomen. Het laatste nieuws van het dorp werd verteld. De poldermensen wisten nog beter wat er op het dorp gebeurde dan de dorpelingen zelf. 0 ja, Henk van Meurs had zijn winkel in de Brakken (Raadhuisstraat). Zijn vrouw hielp meestal in de winkel. Zijn dochter Ina heeft er nu nog een winkel in babyspullen (Klein Grut).

Jaap van Meurs, de eierboer, was ook altijd op de pad met hit en kar om eieren op te kopen en ze weer te verkopen. Kippen en konijnen waren ook van zijn gading. Hij stalde paard en wagen in een schuur schuin tegenover de Christelijk Gerefomeerde Kerk aan de Achterweg.  Niet alleen kruideniers. maar ook bakkers en melkboeren bedienden hun klanten met behulp van paard, kar of tilbury. Bakker annex kastelein, Jan Meiburg, woonde voor het bombardement in 1914 in het café, waar nu een kleinzoon aan de tapkast staat. Naast het café was ook een bakkerij. Jan had een dochter en verschillende zonen, die ook een handje toestaken in het bedrijf. Hij had ook verstand van paarden, want hij was instructeur van de ruiters. In zijn bezit was een groot paard op hoge benen, dat voor de tilbury stond. Dat paard was kennelijk afkomstig van de drafsport, want op gezette tijden zag je het in een soort telgang langs ‘s Heere wegen draven. Effe een Slandse zin d’r dêûrheen: “Daar kom Jan Meiburg weer an mi te “Bêêne”, wier d’r dan gezeid.

Er was nog een andere bakker, die in Zuidland brood bracht bij enkele klanten. Dat was bakker Den Oudsten (of Den Ouden) uit Abbenbroek. Ook hij kwam met paard en huifkar. Toen ik nog een kleine jongen was, bracht hij altijd brood bij Arie (Ai) Jongejan op Huis en Hof. Wij probeerden dan altijd achter op het opstapje van de huifkar te klimmen en dan een eindje mee te rijden. (Als u dit te nostalgisch vindt moet u het maar overslaan.)

Naast kruideniers en bakkers waren er ook melkboeren met de hittekar in de weer om melk uit te venten. Bram Quak heeft ik weet niet hoeveel jaren achtereen dagelijks zijn vele liters melk, taptemelk en karnmelk gesleten aan de Zuidlandse huisvrouwen. Dat ging per kan (liter) of per kop (halve liter). Zijn broer Jo Quak bediende de klanten op het dorp, maar dat ging met een trekkar. Zijn zoon heeft later het bedrijf overgenomen. Het familiebedrijf van Quak, dat ook een melkbedrijf runde, was gevestigd ongeveer op de plaats waar het bedrijf van Trijselaar-Vermeer zijn onderkomen had en inmiddels plaats aan het maken is voor het nieuwe winkelcentrum en waar nu de ingang van de RaBoBank is, was vroeger een kaas- en melk.han del van Jas Quak, de oudste broer van Bram, Jo en Maarten (welke laatste in de melkfabriek werkte).

Ook Arie (Ai) Quispel ventte dagelijkS zijn melk uil. Quispel had een klein bedrijf achter in de Kerkhoek (de ouwe baogers). Als je die plek nu zou moeten traceren zou Je op een plek uitkomen ergens op de Oudweg. Later werd dit bedrijfje overgenomen door mijn neef Piet Buis (overleden). Ai Quispel was een oom van Piet Buis. Quispel was naast melkbOer ook lorreboer.

Kent u Bram van Jaap nog? Bram Zevenbergen beter gezegd. Ook hij trok er op uit met de hittekar met potten en pannen en andere huishoudelijke artikelen. Hij had een winkel in de Brakken (nu Grè Stok) Zijn vrouw Neel Sintemaorte hielp in de winkel. Zelf ging hij de boer op. Naar ik meen ging hij dikwijls naar Den Briel en Rotterdam om goederen weg te brengen en weer te halen, een soort bode dienst dus. Zijn hit stalde hij in een hok aan de Welleweg (Nijverheidstraat), waar nu Andrè Trijselaar zijn auto stalt, vlakbij de voonnalige showroom van Van Trigt.

Wie kwam je nog meer tegen op ‘s Heere wegen met huif~ of hittekar? Daar had je Ai Jongejan, die met olie langs de deur ging. Hij had nog een concurrent, Piet Zevenbergen. blinde Piet genoemd, die zijn klanten bediende met een handkar.

Wij vonden het als jongens een prachtig gezicht als de SHELL-auto Piet Zevenbergen kwam bevoorraden. De SHELL-auto was helemaal volgeladen met grote vaten olie. Als de chauffeur moest lossen opende hij de achterklep, gooide een grote dikke mat op de grond, hij duwde dan een van de olievaten van de laadbak en het vat stuiterde dan op de zware mat en bleef op die manier gespaard voor lek slaan.

Helemaal uit Heenvliet kwam Jan Kastelein hier in Zuidland zijn textiel verkopen met zijn schorre stem en zijn vlotte babbel. Later kwam Westendorp, ook uit Heenvliet, maar dan met een auto. Uit Abbenbroek kwam Kees Wolters (door sommigen Kees den Braber genoemd). Hij verkocht huishoudelijke artikelen en petroleum. Later kwam zijn zoon Kobus er bij en op een gegeven moment schakelden zij over van paardentractie op een auto. Naast de door hitten en paarden getrokken rijtuigen waren er ook nog de bakkers die met een transportfiets met een grote broodkist met deksel voorop hun broden bij de klanten brachten, Je zag ze iedere dag rijden. Jaap Overgaauw Sr., later zijn zoon Jaap Overgaauw jr. Arie (Ai) de Graaff, Jaap Reedijk, Willem van der Linden en Jan Hagenbeek. Allemaal warme bakkers. Geloof maar gerust dat ze het ook wel eens extra warm /lebben gekregen als zij in de brandende zon of tegen de felle wind in hun veel-wind-vangende vehikels moesten voort trappen.

Laten we de slagers niet vergeten. Piet Herweijer met zijn zoon Arie, slager Hoogvliet en Kees van Seventer. Ook zij bezorgden hun producten met een transportfiets bij hun klanten. Zij hadden echter geen houten kist voorop maar een stevige gevlochten rieten mand met dito deksel.

Nog even over de bakkers: waar hadden die hun bakkerij? Bakker Overgaauw zat aan het Hoofd naast “De Verfhoek”. Ai de Graaft zat met zijn broer Kees in het pand waar nu de bloemenzaak. is, schuin tegenover boekhandel van Seventer.
Jaap Reedijk had zijn bakkerij in het pand waar nu het Chinese Restaurant is. Later nam Hugo van der
Burg het bedrijf over. Van der linden had zijn bedrijf in het pand waar nu bakkerij Van der Meijde – van Es is gevestigd en tenslotte kon men Jan Hagenbeek, “de speculaasbakkei van Zuidland, vinden in het
pand waar men nu geen broden maar schoenen verkoopt, aan de Ring.

Een hele trouwe leverancier was Piet Vink, de groenteboer uit OudBeijerland, die luidkeels te kennen
gaf dat hij er aan kwam. Met zin hit en wagen kwam hij via de pont bij Hekelingen naar Zuidland. Op vaste Bakker Kees de Graaft dagen zag je Piet Vink. Zijn zoon Johan heeft de traditie voortgezet
en is ‘s zaterdags op vaste punten present ‘s Woensdags staat hij op de markt.
Groenten werden ook uitgevent door Jan van Bodegom. Niet met paard en wagen, maar met de bakfiets Ik herinner me ook nog “Jaap de Pannevent” (Jaap Briggeman) uit Nieuwenhoom. Ik weet niet goed meer of hij met een bakfiets kwam of met een hitlekar. Hij deed in huishoudelijke artikelen.

Wie het ook heel lang volgehouden heeft om wekelijks zijn ritje Oud-Beijerland vice versa te maken was Bertus Hamburg. Op de fiets nota bene. Later met een brommer.
Bert had geen koffer of geen kist en geen mand met een klapdeksel, maar zijn textiel borg hij in een groot stuk heel stevig waterdicht zeildoek, stevig vastgesjord mei leren riemen. En bij elke klant ontvouwde hij dan zijn textiele schatten, liet ze één voor één door zijn vingers glijden en was helemaal niet boos als men niets kocht. Bertus bleef de vriendelijkheid en beleefdheid zelf. Jaren geleden zette men in plaats van een hit of een paard ook wel een hond voor de kar als trekdier, Uiteraard was de kar dan wel van een stuk kleiner formaat. Dit fenomeen was voor de oorlog ook in Zuidland te zien. Henk Velthuizen, die kolenboer was, bezorgde de kolen met de hondenkar. De trouwe sterke viervoeter die de naam droeg van “Jack” was zo groot als een kalf. Hij slobberde per dag een klein emmertje eten op, want evenals pk’s vergen hk’s veel energie. De kolenschuur was op de Achterweg, naast de Christelijk Gereformeerde Kerk. De vraag wat er eerder was: de kip of het ei, of in dit geval de kolenschuur of de kerk, is niet zo moeilijk te beantwoorden. De kolenschuur was er eerder dan de kerk. Pas begin jaren dertig liet Henk Velthuizen de Christelijk Gereformeerde Kerk op de Achterweg bouwen, in de wandelgangen “Het Kolenkerkie”. Niet vreemd als je weet, dat Velthuizen met eigen middelen het kerkje liet bouwen en dan nog wel naast de kolenschuur. Henk Velthuizen bracht ook nog wel kolen rond met de transportfiets. Dat ging dan met een half mud tegelijk.

Ook Arie van den Hooven (Ai). die 17 kinderen had en dus wel wat monden moest vullen, was kolenboer. Nel als Velthuizen zag je hem langs straten en wegen fielsen met een half mudje kolen op zijn transportfiets. Hij bediende zich daarbij niet van een gewone fietsbel, maar zijn alarminstallatie bestond uit een bef met een touwtje eraan.
In voorkomende gevallen was een ruk aan het touw voldoende om hel gewenste Signaal te produceren. Ai van den Hooven had ook een textielzaak. Deze stond op de plaats waar de Garantmarkt was, hoek Breedstraat Willemsstraat. Van den Hooven is nog jarenlang wethouder geweest. Een man dus, waarbij het mes aan verschillende kanten sneed.

Vergeet ik dan geen kolenboer. Ja, natuurlijk. Jaap Elshout en Janus van der Wal. Maar die bezorgden de kolen al per auto. En al deze zaken speelden zich af in een tijd, dat Breedstraat,  Dorpsstraat, Ring en Kerkstraat voor een groot deel nog waren geplaveid met “kinderhoofdjes”. Dus op de fiets danste men altijd de hobbeldebobbelpolka, zeker als men een vrachtje had.

Ja en zo zijn er nog wel andere kooplui geweest die regelmatig of zo af en toe Zuidland bezochten, met paard en wagen, per fiets of gewoon lopend. Laatstgenoemden kwamen .da.n met de tram en ‘s avonds gingen zij meI de tram weer terug. Er zaten weleens liedjeszangers tussen en pinda-chinezen. Ik zou hun namen niet meer weten.
Oudere Zuidlanders weten daar misschien nog meer over te vertellen. Wellicht ben ik ook nog wel een paar kooplui vergeten. Hoor ik dat nog wel eens?

Tenslotte wil ik nog een paar gelegenheidsventers noemen. In de crisisjaren, net voor de oorlog, was de werkgelegenheid in Zuidland zeer slecht. Er werd door werklozen van alles geprobeerd om wat te verdienen. Sommigen gingen met sinaasappels langs de deur. Jaap Bevaart venlIe met bokking. Jaap heeft dit handwerk niet lang gedaan.

E.en andere “Hu.is. en Hoffenaar”, Jan Zevenbergen probeerde het meI haring. Beiden hielden ze er weinig centen van over, wel een bijnaam die rechtevenredig was met het door hen verkochte product.
Tijdens de oorlog verbeterde de werkgelegenheid en na de oorlog verdwenen van lieverlede de paarden en de hitten en de karren uit het straatbeeld. Zij werden geleidelijk aan vervangen door brommers, auto’s en bestelwagens. Maar ook die zijn bezig te verdwijnen, het is nog een enkeling die het volhoudt. Wij halen immers alles zelf in de supermarkt? Dat is toch immers zo’n beetje luilekkerland?

Geschreven door Piet Buis. Eerder gepubliceerd in Nieuwsbrief 25 (juni 1998).